Heraclitus in de bergen
We zijn met onze éénjarige afgereisd naar het dorpje La Grave, midden in de Franse Alpen. Onze camping is gelegen aan de voet van de berg La Meije en heeft uitzicht op een massieve gletsjer.
Vanaf de camping is te zien hoe stroompjes water vanaf die gletsjer hun weg naar beneden zoeken. Stroompjes die gezamelijk uitmonden in een kolkende beek die langs de camping trekt. Het feit dat die gewelddadig stromende beek uit niets anders dan smeltwater bestaat, vind ik onbevattelijk en verwondert me.
Één van de vroegste teksten uit onze filosofische overlevering articuleert ook een verwondering over de rivier. Het is een bekende uitspraak van de oud-Griekse filosoof Heraclitus en luidt:
dezelfde rivier
gaan ze telkens in
maar op hen af
stroomt water
dat aldoor anders is
(65b/B12)1
De vertaling is van Ben Schomakers, die het geringe aantal fragmenten dat we van Heraclitus kennen vertaalde en dit jaar uitgaf als Alle woorden, begeleid door een essay Het moment. Over Heraclitus en aanwezigheid. Beide heb ik bij me op deze vakantie. De vertalingen zijn gewaagd, vooral vanwege de presentatie, maar mooi, en samen met het begeleidende essay schetst Schomakers een levendig beeld van een al lang dode filosoof. Of het hier de ‘ware’ Heraclitus betreft, zullen we natuurlijk nooit weten, maar hij doet een stoutmoedige poging.
Volgens Schomakers verkondigt Heraclitus een antropologie van de aanwezige mens. De werkelijkheid is opgemaakt uit een constellatie van processen die zich ieder moment voltrekken. Aanwezig zijn betekent voor Heraclitus deze constellatie ieder moment weer opmerken. We hebben daar echter vaak maar weinig oog voor. Heraclitus zegt:
ze hebben het gehoord
maar zijn zich er niet van bewust
en lijken doof
aanwezig afwezig
zo heet dat
en het klopt
(4/B34)
Aanwezig afwezig. We zijn er wel, maar we zijn er niet bij.
En waar moeten we dan bij zijn? Wat is die constellatie van processen? Eigenlijk alles. De hele werkelijkheid is in voortdurende beweging. Denk aan Heraclitus’ uitspraak over de rivier, die ik eerder citeerde: als je in de rivier staat, stroomt er voortdurend nieuw water op je af. De rivier blijft dezelfde, maar is tegelijkertijd in voortdurende beweging.
Die voortdurende beweging vindt plaats tussen verschillende tegengestelden in. De zon leidt ons van dag naar nacht. Water stroomt van hoog naar laag de berg af. De mens beweegt van hongerig naar verzadigd wanneer hij eet. Landen of volken kunnen bewegen van oorlog naar vrede. In veel van Heraclitus’ uitspraken staan dergelijke tegengestelden tegenover elkaar, bijvoorbeeld:
god
dag nacht
winter zomer
strijd vrede
verzadiging honger
verandert als vuur waarin
opnieuw en opnieuw
aroma’s gemengd worden
en dat we benoemen
naar het genoemde effect
(48/B67)
Het vuur dat hier ter sprake komt, komt ook vaak terug bij Heraclitus. Meestal wordt dit geïnterpreteerd als een soort oersubstantie: waar Thales zou hebben gezegd dat alles water is, zegt Heraclitus dat alles vuur is. Dit soort rijtjes zijn aantrekkelijk, omdat ze iedere filosoof in een overzichtelijk hokje plaatsen waarmee je gemakkelijk een overzicht denkt te kunnen hebben over de Griekse filosofie. Maar eigenlijk ligt het gecompliceerder, zo meent ook Schomakers. Dat vuur moeten we metaforisch lezen: zo beweeglijk als vuur is, zo beweeglijk is eigenlijk heel de werkelijkheid. In zijn vertaling lezen we dan ook dat alles ‘verandert als vuur’.
We rijden naar een hoger gelegen dorpje, op de helling tegenover La Meije, hijsen de kleine in de rugdrager en beginnen een bergwandeling. Bij iedere stap voel ik het gewicht van mijn zoon in mijn benen – grote stappen, snel thuis, dat zit er niet in. Maar stap voor stap zul je uiteindelijk boven moeten komen.
Met een door mijn zoon vertraagde pas denk ik na over de gedachte van Heraclitus. Alles is zo veranderlijk als vuur. Een nogal paradoxale gedachte om te hebben, midden in zo’n bestendig gebergte, met uitzicht, niet op vuur, maar eeuwenoud gletsjerijs. Zo’n gebergte is toch niet bepaald in verandering?
Het voelt überhaupt misschien wat misplaatst om in de Franse Alpen over een oud-Griekse filosoof na te denken, maar dat is zo gek nog niet. Want waar ik bij een bergwandeling aan Heraclitus moet denken, moet Schomakers bij Heraclitus aan een bergwandeling denken.
Je kunt op twee manieren een berg oplopen, zegt Schomakers. Je kunt de berg oplopen om er iets uit te halen, een kick, of een betere conditie. De berg wordt dan een instrument tot het een bepaald doel, waarbij je alleen maar oog hebt voor dat doel, niet voor de berg. Ook dan ben je aanwezig afwezig, gericht als je bent op je doel.
Maar het kan ook anders. Je kunt ook de berg oplopen vanwege een innerlijke drang ‘bij’ de berg te willen zijn. Ook dan is het een besluit dat je zelf neemt, maar is het niet meer instrumenteel. Het gaat dan om een verlangen aanwezig te willen zijn bij die eerder genoemde constellatie van processen. Elders spreekt Heraclitus hierover als een ordening die mens en god te boven gaat. Hij zegt:
deze ordening
één en dezelfde
voor alles
is niet
ooit gemaakt
door een god of een mens
maar was altijd en zal zijn
altijd levend vuur dat
ritmisch ontbrandt
en ritmisch uitdooft
(85/B151)
We komen aan bovenop de helling en besluiten te rusten, ook om de kleine even te laten bewegen. Terwijl hij op een hoogte van tweeduizend meter voorzichtig een paar van zijn eerste stapjes zet, verdwaal ik in het adembenemende uitzicht op La Meije tegenover ons. En ik denk aan Heraclitus. Een ritmisch ontbrandend en ritmisch uitdovend vuur.
Opnieuw is het vuur een metafoor voor de beweeglijkheid van alles, ditmaal als de beweging van het opkomen, ‘ontbranden’ en het ondergaan, ‘uitdoven’ van de dingen. Het doet me al starend denken aan de aanwas van gletsjerijs iedere winter, en de krimp iedere zomer, waar al die stroompjes van getuigen. Net als de rivier blijft de gletsjer dezelfde, maar is hij toch voortdurend in beweging, hij beweegt op het ritme van de seizoenen.
Ik volg de stroompjes smeltwater naar beneden, en ik merk op hoe diep de groeven eigenlijk zijn die ze getrokken hebben in de berg. Het is onvoorstelbaar wat stromend water met een berg kan doen, als je maar lang genoeg wacht. Bestendigheid en tijd hebben met elkaar te maken. Op een tijdschaal die ons verre overstijgt, op een onmerkbaar traag ritme, wordt de hele berg een hoopje zand dat even de kop opsteekt en langzaam weer ineenzakt.
Ritmisch ontbrandende en uitdovende bergen. Kunnen we die gedachte toelaten? Heraclitus lijkt het te hebben gekund – mij begint het te duizelen.
-
De hier gehanteerde nummering van de fragmenten van Heraclitus verwijzen naar respectievelijk de nummering die Schomakers zelf hanteert in zijn vertaling Alle woorden (die hij weer baseert op Laks & Most) en de gangbare nummering van Diels & Kranz’ Die Fragmente der Vorsokratiker. ↩